Een tijd geleden is er een grote, zieke lindeboom geveld. Ik was er niet bij, helaas, want zo`n kolos had ik wel willen zien omvallen. Nu sta ik bij een enorme kuil. Ik zie de forse stronk van deze boom met een wirwar aan hele dikke wortels die diep de grond in gaan.
De gota luidt: stronk eruit! Hij zit in de weg, hij duwt de klinkers al jaren naar boven en voordat we dit stuk gaan bestraten, is het zaak dat de stronk eruit gaat.

Ik heb wel eerder stronken gezien, maar nog nooit een van deze omvang. Om de een of andere reden is een gota als deze een kolfje naar mijn hand. Ik vind het heerlijk om ermee bezig te zijn. Het is graven: met spade, bats en soms een verplantschepje. Het is bijlen: met de grote, de middelgrote of de kleine bijl. Het is soms zagen en ondertussen kijken hoe het vordert en wat de volgende stap is. Zo kom je langzaam maar zeker verder. Ik stel me voor dat het met de evolutie van de mensheid ook zo is: langzaam maar zeker komen we er wel.

De kuil rondom de stronk is zo groot dat we er eerst met vier en later zelfs met vijf man in bezig kunnen. Toch is de kuil nog niet groot genoeg. Eigenlijk hebben we onvoldoende ruimte om de vertakkingen in het wortelstelsel te lijf te gaan. Het is soms een gehannes van jewelste om een wortel doormidden te krijgen. De wanden van de kuil zijn te dichtbij, waardoor het lastig is de gereedschappen te hanteren.

Voor de middagthee, zo rond half vier, hebben we de ene wortel na de andere al doormidden. We zijn ook al stukken dieper in de kuil aanbeland dan toen we begonnen. Als we kijken of de stronk al iets los zit, komen we bedrogen uit. Hij geeft werkelijk totaal geen krimp.

Wat me opvalt is dat ik me helemaal niet uit het veld geslagen voel. Het maakt me niet uit. We gaan straks na de thee gewoon verder. Al duurt het nog drie dagen. Ik heb zowaar geduld, wat is dat nou? Zo ken ik mezelf niet. Het valt me op hoe prettig het is om me niet opgejaagd te voelen.

Na de thee stuit ik dan op nóg een dikke vertakking die bijna verticaal de grond in gaat. Hij zal doormidden moeten, maar hoe? Ik kan er niet goed bij, dus eerst werk ik wat hinderende wortels weg. Nu moet het lukken met een zaag. We zitten al zo diep en de kuil is zo smal met overal doormidden gehakte wortels dat ik me in een bijna onmogelijke positie moet wringen om te kunnen zagen. Ik kom heel ver, maar door mijn ongemakkelijke pose krijg ik kramp in m`n achterbeen. Zo erg zelfs dat ik moet stoppen. Iemand anders neemt het over, maar omdat de tred uit het zagen is en het hele gewicht van de stronk erop drukt, zit de zaag binnen de kortste keren muur- en muurvast…

Normaal zou ik dit ervaren als een tegenvaller. Maar nu voel ik daar niets van. De volgende stap is nu die zaag los krijgen, dus dat is de volgende stap. Simpel. En we gaan ermee bezig. Na een poos heeft iemand het idee om met de kliklader eens aan de stronk te trekken. Misschien trekt hij de wortel waarin de zaag zit, iets open en kan de zaag er zo uit. We gaan het proberen. Grote kettingen gaan om de stronk en voorzichtig rijdt de kniklader vooruit. Wat zal er gebeuren?

Tot ieders verbazing gaat de hele stronk onder luid gekraak van knakkende wortels omhoog. Helemaal los! Waar het de bedoeling was om te kijken of we de zaag los konden krijgen, blijkt dat we nu de hele stronk los hebben! Ik ben de zaag dan eigenlijk al vergeten door deze verrassende wending, maar dan roept iemand dat de zaag daar zo voor het oprapen ligt.

Dit is toch wel erg grappig: de vastzittende zaag die de boel leek te vertragen, blijkt nu de boel juist in een versnelling te hebben gebracht.

Niets is wat het lijkt hier op de Pauwekroon. Het zijn mijn ideeën die alles fixeren. Wat iets werkelijk is, daar zijn mijn ogen nog blind voor. Maar in deze gota maak ik hier iets van mee en dat boeit me toch wel.